Vraagstelling
Een melkveehouder uit de Greidhoeke wil graag concreet advies om de biodiversiteit op zijn erf te vergroten. LAP-adviseur Gerrit Tuinstra (Landschapsbeheer Friesland) heeft deze opdracht aangenomen en is op 30 maart 2022 bij de boer op bedrijfsbezoek geweest.
Huidige situatie vs advies
De adviseur heeft zijn advies in een situatieschets weergegeven.
Struweel
Locatie: rond het mestbassin en ten zuiden van de stal
Een struweel dat ontstaat met de aanleg van een aantal rijen bosplantsoen van verschillende soorten:
- eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna)
- gewone vlier (Sambucus nigra)
- hondsroos (Rosa canina)
- Gelderse roos (Viburnum opulus)
- wilde liguster (Ligustrum vulgare)
- om enig kleur te verkrijgen: rode kornoelje (Cornus sanguinea)
- aanplant van twee (rond het mestbassin) tot vier (ten zuiden van de stal) rijen bosplantsoen, waarin om de 1,5 meter geplant wordt, in de rij, en een afstand van 1 meter tussen de rijen.
- aanplanten in driehoeksverband.
Ruigte
Locatie: ten westen van het mestbassin
In de huidige situatie is rond het gehele mestbassin ruigte aanwezig, maar dat zal deels verdwijnen bij de ontwikkeling van het struweel. Ruigte is van belang voor insecten, vogels en kleine zoogdieren. Extensief beheer ervan is wenselijk, waaronder het ongemaaid de winter in laten gaan. Dit kan ook gelden voor andere locaties op/rond het erf.
Bomenrij en iepen
Locatie: langs de oprijlaan, voor de boerderij en ten zuidoosten van de stal
- Oprijlaan: om en om bestaande populieren en gewone essen. Bomen zien er goed uit. Zodra de populieren slechter worden kunnen ze worden gekapt en vervangen door een andere boomsoort, bijvoorbeeld gewone es (Fraxinus excelsior) of iep (Ulmus sp., vorm die resistent is tegen iepziekte).
- Voor de boerderij: ook hier staan een aantal bestaande bomen (populier en es). Deze bomen zijn ouder en van lagere kwaliteit. T.z.t. kunnen ze verwijderd worden en vervangen door iepen (die er in het verleden ook gestaan hebben). Iepen (stambomen maat 10-12, 12-14 of 14-16) planten op een onderlinge afstand van minimaal 7,5-8 meter. De rij iepen kan dan langs de noordzijde van boerderij doorgetrokken worden. Ook aan de zuidoostzijde van de stal kunnen twee iepen geplant worden, op een meter of 10-11 van de gevel van de stal – om de vrij hoge stal hiermee enigszins in te passen. Bomen die hoog worden verder doorplanten in zuidwestelijke richting, dus langs de zuidgevel van de stal, is niet verstandig i.v.m. de zonnepanelen op het dak van de stal.
Heg
Locatie: aantal locaties op/rond het erf
Aanplanten van bosplantsoen bestaande uit 90% van een ‘hoofdhoutsoort’ en 10% van andere soorten, ter aanleg en ontwikkeling van heggen. De hoofdhoutsoort eenstijlige meidoorn kan prima toegepast worden (zeker buiten het eigenlijke erf) en past hier goed thuis.
Bijmenging is mogelijk met bijvoorbeeld gewone vlier en sleedoorn (Prunus spinosa). Voor de heg ten noorden en oosten van de boerderij (op het erf zelf) kan ook gekozen worden voor beuk (Fagus sylvatica), haagbeuk (Carpinus betulus) of veldesdoorn of Spaanse aak (Acer campestre). Bijmenging is dan niet aan de orde.
Aanplant in een enkele rij, vier of vijf stuks per meter. Voor een wat groter volume is twee rijen een optie, waarbij de rijen 30 cm. van elkaar komen te liggen en er 4 stuks per meter in de rij geplant worden, in driehoeksverband. Een heg wordt kort en strak gehouden door jaarlijks een aantal keer de heg te knippen/scheren.
Haag
Locatie: ten zuidoosten van de stal
De aanleg van een haag is gelijk aan die van een heg, maar het vervolgbeheer is anders. Daar waar een heg een intensief beheer kent, van een aantal keer per jaar knippen/scheren, wordt een haag extensiever beheerd, door bijvoorbeeld om de 8-12 jaar de beplanting op 70-100 cm. boven de grond af te zetten, waarna de achterblijvende stammen/stobben weer uitlopen.
Een haag wordt aangelegd door middel van het planten van bosplantsoen (vergelijkbaar met de heg) van 90% eenstijlige meidoorn en 10% van bijvoorbeeld gewone vlier, hondsroos en sleedoorn.
Solitaire bomen
Locatie: graslandperceel tussen het erf en de boerderij
Optie om twee solitaire bomen te planten en te voorzien van bijvoorbeeld een raster met planken. Geschikte soorten zijn iep, gewone es of linde (Tilia sp.).
Fruitbomen
Locatie ten oosten van de stal
Aanplanten van 10 tot 15 fruitbomen, hoog- of halfstam, appel, peer, pruim, kers. Verschillende rassen kunnen toegepast worden, bijvoorbeeld oude Friese rassen. Advies voor rassen is in te winnen bij fruitbomenkwekers of de Stichting Fruit yn Fryslân.
Moestuin met heg (of haag) en kleinfruit
Locatie: ten westen van de stal
Het is de bedoeling om ten westen van de stal een moestuin aan te leggen c.q. te beheren. Voor enige inpassing en beschutting tegen de heersende westenwind is de aanleg van een heg (zie hierboven) een mogelijkheid. Voor de beste beschutting is een haag wellicht de beste optie, omdat deze hoger wordt. Echter t.b.v. voldoende zonlicht in de moestuin is een heg wellicht beter.
Langs de gevel van de stal is het een optie om kleinfruit te planten, in de vorm van bijvoorbeeld diverse bessensoorten (rode, witte, zwarte en kruisbes).
Knotwilgen
Locatie: diverse plekken langs sloten
Voor aanduiding van de (hoekpunten van de) sloten is het planten van een (beperkt) aantal knotwilgen een optie. Knotwilgen zijn eenvoudig te ontwikkelen door slechts een aantal wilgenstaken in de grond te steken. Vaak zijn er in de omgeving wel knotwilgen te vinden, waarvan een aantal staken ‘geknot’ kunnen worden. Voor de te planten knotwilgen zijn staken van een meter of drie lang gewenst, met een diameter van 6-8 centimeter. Van de onderste meter worden een paar repen bast verwijderd, alvorens ze ‘geplant’ worden, nadat met een grondboor een gat gemaakt is.
Bloemenweide
Locatie: deel van het graslandperceel ten noordoosten van de boerderij e.o. elders
Op verschillende locaties zou een (klein of deel van een) perceel of de rand van een perceel aangelegd en ontwikkeld kunnen worden tot bloemenweide. Het verwijderen van de bovengrond is daarbij wenselijk, omdat er anders snel concurrentie met (bestaande) grassen zal optreden. Het licht opruwen van de bovengrond, na het plaggen, is aan te bevelen, voordat er een zadenmengsel wordt ingezaaid, dat ten slotte licht aangedrukt/aangerold wordt.
Inzaaien in het najaar heeft de voorkeur, maar ook in het voorjaar is dit mogelijk, op een moment dat het na het zaaien niet te droog wordt. Het verdient aanbeveling om zoveel mogelijk inheemse, streekeigen soorten kruiden te zaaien. Een geschikt mengsel voor zware kleibodem is mengsel G2 van de Cruydthoeck.
Autochtoon plantmateriaal
Voor de aanleg van bomen en struiken (anders dan de fruitbomen) wordt aanbevolen om inheems en autochtoon plantmateriaal te gebruiken, d.w.z. bosplantsoen en/of stambomen die gekweekt zijn uit zaden die in onze omgeving gewonnen zijn. Inheems betekent niet automatisch autochtoon. Iedere kweker kan inheemse soorten leveren, maar het kan dan gaan om materiaal dat uit het (verre) buitenland verkregen is. Vraag daarom specifiek naar ‘autochtoon’ materiaal.
Raster
Geplante bomen en struiken – of het nu gaat om klein (goedkoop) bosplantsoen, of grotere (duurdere) stambomen – zijn kwetsbaar voor beschadiging door vee (koeien, paarden, schapen, geiten etc.). Het verdient de aanbeveling om het geplante materiaal te beschermen tegen vee door veekerende rasters, op welke manier dan ook (palen met punt- of gladde draden, al dan niet op stroom, gaas, boomkorven e.d.
Niet alleen direct na het planten, maar ook op termijn is het verstandig rasters te laten bestaan en goed te beheren. Het vee moet niet ‘in’ de aangeplante elementen (bv. struweel) kunnen komen, want schade zal hierdoor onherroepelijk ontstaan.
De ontwikkeling van ruigtekruiden in de elementen zal in de eerste jaren plaatsvinden en wellicht kan het maaien hiervan (in de eerste jaren) noodzakelijk zijn om de aanplant de ruimte te geven zich te ontwikkelen. Voor de rest is dergelijke ruigte alleen maar positief voor de biodiversiteit. Dat geldt zeker ook voor brandnetel en distels!
Boompalen
Bosplantsoen kan ‘vrij geplant’ worden, maar voor stambomen (ook fruitbomen) is het verstandig ze tegen schade door wind te beschermen, door ze aan twee boompalen te bevestigen door middel van boomband. Boompalen zijn palen met een lengte van ca. 2-2,5 meter, met een kopdiameter van ca. 8 cm. Ze worden aan de west- en oostzijde van de stam in de grond geplaatst, nadat het plantgat gegraven is (maar voor het planten van de boom).
Concrete adviezen voor de lezer:
- Ruigte op het erf is van belang voor de insecten, vogels en kleine zoogdieren.
- Beheer ruigte extensief en laat het ongemaaid de winter ingaan.
- Denk bij de aanplant van bomen en heggen/hagen aan met schaduwval op bv. zonnepanelen of zonminnende planten.
- Hou bij de aanleg van een bosplantsoen rekening met een verdeling van 90% ‘hoofdhoutsoort’ en 10% van andere soorten.
- Een heg kent intensief beheer (een aantal keer per jaar knippen); een haag kent extensiever beheer, door bijvoorbeeld om de 8- 12 jaar de beplanting op 70-100 cm. boven de grond af te zetten.
- Kies bij de aanplant van bomen en struiken bij voorkeur voor inheemse en autochtone exemplaren. Advies is in te winnen bij fruitbomenkwekers of de Stichting Fruit yn Fryslân.
- Kleinfruit, zoals bijv. diverse bessensoorten (rode, witte, zwarte en kruisbes) is zeer geschikt als aankleding van de gevel van een stal of schuur.
- Knotwilgen zijn eenvoudig te ontwikkelen door een aantal wilgenstaken van ca. 3 meter lengte en een diameter van 6-8 cm. in de grond te steken. Voor het ‘planten’ dient van de onderste meter een paar repen bast verwijderd te worden.
- Zaai zoveel mogelijk inheemse, streekeigen soorten kruiden. Een geschikt mengsel voor zware kleibodem is mengsel G2 van de Cruydthoeck.
- Bescherm het geplante materiaal tegen vee door veekerende rasters.
- Voor stambomen (ook fruitbomen) is het verstandig ze tegen windschade te beschermen, door ze aan twee boompalen te bevestigen door middel van boomband.
22.023/MZ